Bank of bistrosetje?

(Deze column is, in beknoptere versie, geplaatst in het Medische vakblad ‘Critical Care’ nr. 01/2012)

Als verpleegkundige een affaire beginnen met een patiënt is not-done. Een regel waar ik me niet aan heb gehouden. Of misschien toch ook wel. De affaire ontstond pas na afloop, alleen de aanzet ontstond op de IC.

Twee weken voordat Suus op mijn IC belandt, heb ik een date met haar in de kroeg in Utrecht. We kennen elkaar van het uitgaan en Suus zat al een tijdje te azen op een afspraakje met mij. Ik hield het steeds af, voelde ergens dat we uit totaal ander hout gesneden zouden zijn. Maar de aanhouder wint uiteindelijk en ik had toch niets te verliezen. Ergens fascineerde ze me ook. ‘Verschillende houtsoorten kunnen toch ook voor mooie bankjes zorgen?’ dacht ik. Dus zo hadden we een leuke middag samen en leerde ik Suus wat beter kennen. Een prachtvrouw met een stoer pantser. Een pracht glimlach, waarachter een heel levensverhaal. Tot ze me sms’t dat ze opgenomen is op de kaakafdeling in het UMCU. Na het trekken van een verstandskies is er een uitgebreid abces ontstaan. Ze moet geopereerd worden, waarbij het abces ontlast gaat worden. Omdat ik erg nieuwsgierig ben hoe het met Suus is en ik natuurlijk als date geen informatie krijg, probeer ik het anders. Verpleegkundigen onder elkaar vertellen elkaar nog wel eens wat meer, dus doe ik alsof ik vanaf de IC bel. Terwijl ik gewoon thuis op de bank zit. ‘Maar ze ligt toch bij jou op de IC nu?’ is het antwoord dat ik krijg. Hakkelend en blozend hang ik weer op. Ze ligt op mijn IC?! Ik spring op de fiets, met een foto van haar mooie kop op zak. Mijn collega’s kijken verbaasd als ik in burger verschijn, naast Suus neerstrijk en haar hand in de mijne pak. Die mooie kop is ongeveer 4x zo dik en er komen 9 drains uit haar kin en hals. In diepe slaap ligt ze aan de beademing. Het abces is zo groot dat het haar hele luchtpijp dichtdrukt. Dit voelt bizar. Zo zie ik haar ineens in ál haar kwetsbaarheid, zowel letterlijk als figuurlijk bijna naakt. Het pantser is alleen nog een vaalgeel ziekenhuisjasje. Ik hang de foto van Suus boven het bed. Ik vind het altijd fijn een foto te zien van mijn patiënten in hun dagelijkse leven, en nu zeker. De nachten erna zit ik in de nachtdienst en hou ik Suus nauwlettend in de gaten. Nacht 2 tref ik Suus volledig overstuur aan. Die avond zijn beide patiënten aan weerzijden van haar dood gegaan, en Suus heeft het allemaal meegemaakt. Wakker als ze ondertussen is, met de beademingsbuis nog in haar keel. Zo’n dun vaalgeel gordijntje houdt absoluut geen heftige reanimatietaal en huilende familie tegen. Haar ogen huilen de woorden van doodsangst, die door de beademingsbuis niet uitgesproken kunnen worden. Haar angstige groene ogen voeren me rechtstreeks naar haar ziel, in één tel ben ik ontdooid voor haar. Ik moet voor haar zorgen, niet als verpleegkundige maar als vriendin. Ze heeft me nodig. En daar is de aanzet. Die Suus vervolgens inkopt door me nacht 3 via de sms te vragen of ik met haar wil trouwen. Haar ondeugd komt terug. Er ontstaat liefde en respect voor elkaar. Ik laat haar ’s nachts een kaart uit mijn tarotset trekken, welke haar inzicht geeft en kracht . Als zij vergeet te ademen en de beademingsmachine daarop alarmeert, zit ik een tijd naast haar en help haar mee ademen, zodat ze misschien eerder van de beademing af komt. Ik knuffel haar tussen de drains door. Ik laat haar voelen dat ze niet alleen is. Weer van de beademing en de IC af neem ik haar vanaf de afdeling voor het eerst mee naar buiten in mijn lunchpauze. Op het bankje voor het UMCU delen we een bijzondere ontmoeting. Onze muren zijn grotendeels afgebroken en onze zielen herkennen elkaar. Weer thuis zet de doktersroman zich voort. We daten, flirten, ontdekken en delen. Vurig, vlammend, toppen en ook flinke dalen.

Een bijzondere affaire, die niet heeft geleid naar het huwelijk. Een bankje gemaakt van verschillende houtsoorten is mooi, maar werkt ook onder verschillende weersomstandigheden. Het wringt, het wijkt, het past vaak net niet. Zelfs een bankje gemaakt van hetzelfde hout zou mij wellicht niet passen, te symbiotisch. Doe mij maar zo’n knus bistrosetje, twee sierlijke trotse stoeltjes met een tafeltje erbij. Dat tafeltje staat dan voor een gemeenschappelijke visie en eenzelfde levensdoel. Bistrosetje of niet, deze ervaring pakt niemand ons meer af. Suus zit in mijn hart, en ik in de hare, no matter what.